Sinds kort is de nieuwe anderhalve-meter-afstand-maatregel ingegaan, in verband met het coronavirus. Iedereen (op je eigen partner/gezin na) moet nu anderhalve meter afstand van elkaar houden, om de snelle verspreiding van het virus enigszins onder controle te houden. Een zeer nuttige en hopelijk effectieve maatregel, als men deze tenminste zal naleven.
Er valt mij iets op, wat betreft de fysieke afstand tot dierbaren en kennissen. Namelijk dat nabijheid vaak een teken is van vertrouwen. Je geeft daarmee een non-verbale boodschap af, zo van: ‘Het is goed. Ik vertrouw jou. Jij bent oké. Jij mag dichtbij komen. Jij bent veilig en aardig. Goed volk. Wij hebben het gezellig.’ Het lijkt net alsof we non-verbaal het tegenovergestelde duidelijk maken op het moment dat we afstand gaan houden. Namelijk zoiets als: ‘ik vertrouw jou niet helemaal, ik vind je niet aardig, ik kijk de kat uit de boom, ik laat je niet toe, je hoort niet bij mijn binnenste kring dierbare mensen, ik vind je niet oké, je bent niet belangrijk voor mij, ik wil geen verbinding met jou.’ De afstand waar we ons nu aan moeten houden, zegt helemaal niks over ‘wat we van de ander vinden’, het is puur een gezondheids-maatregel. Toch doet de afstand die we nu tot iemand hebben, wel degelijk iets op onbewust (non-verbaal) gevoelsniveau. Dit geldt zeker voor de mensen bij wie we eerst heel dichtbij kwamen (zoals familie/vrienden) en nu ineens niet meer, door de nieuwe maatregel. Mensen die we normaal in onze ‘personal space’ toelaten, moeten daar nu buiten blijven.
Deze nieuwe afstand is heel dubieus voor ons systeem. Waarom houden we ineens afstand? Kunnen we de ander nog wel vertrouwen? Het lijkt allemaal heel onnatuurlijk. Uiteraard is de tijdelijke afstand heel verstandig (nu met de coronacrisis, maar ook als iemand een ‘normale’ griep of verkoudheid heeft). Alleen het lastige van deze anderhalve-meter-afstand-regel is, dat we afstand moeten houden terwijl we niet kunnen zien of iemand ziek is! Als iemand loopt te hoesten en snotteren, snappen we dat we uit de buurt moeten blijven. Maar nu ziet het eruit alsof er niks aan de hand is. Je houdt afstand van een virus dat onzichtbaar is. En dat is heel moeilijk voor onze hersenen. We snappen de (nuttige) maatregel wel met ons verstand, maar ons gevoel kan dit behoorlijk vreemd vinden. Wat voor effect kan dit hebben op onze gevoelens en emoties?
Je kunt er bijvoorbeeld verdrietig van worden. Je wilt je familie of vrienden zo graag een knuffel geven. Of dichtbij elkaar zitten tijdens een gesprek. Of even een arm om iemands schouder leggen. Je mist het fysieke contact, de nabijheid. Het gebrek aan aanraking heeft ook een fysiologisch effect. We maken nu minder het stofje oxytocine aan, dat ons een gevoel van verbondenheid geeft en stress vermindert. Je mist de nabijheid van bijvoorbeeld je ouders, je beste vriendin, je kleinkinderen of de buurvrouw en dat kan heel leeg en eenzaam voelen. Alles in jezelf kan schreeuwen om de fysieke nabijheid van een ander. Al helemaal als je nu geen partner of kinderen hebt om toch nog een knuffel te geven. Praten op anderhalve-meter afstand is ineens heel ver, als je normaal gesproken dicht naast elkaar zit (of staat) en elkaar bijvoorbeeld omhelst bij elke ontmoeting.
Verder lezen →